Vraag jij je ook af waarom iedereen het toch steeds heeft over die fameuze proeflapjes en de juiste stekenverhouding? En weet je echt niet wat je hiermee aan moet? Vrees niet! We hebben alles wat je moet weten over proeflapjes verzameld in dit artikel.


Foto: Karoline Vind Uhre Larsen


Je denkt misschien dat je je kostbare tijd verdoet met het maken van een proeflapje, maar niets is minder waar. In het ergste geval wordt je breiwerk veel te groot of te klein als je stekenverhouding ook maar een steek afwijkt van wat er in het patroon wordt aangegeven. Een proeflapje maken om je stekenverhouding te controleren kan daarom heel veel verspilde tijd voorkomen! 


Wees niet gevreesd. Als je weet hoe je een proeflapje maakt, dan is het kinderspel. We leggen je in dit artikel alles uit wat je moet weten over proeflapjes en stekenverhoudingen. 


Het artikel is opgesteld als een ‘veelgestelde vragen’-sectie. Zo kan je eenvoudig de vraag opzoeken waar jij graag het antwoord op zou willen weten:

 

Wat betekent stekenverhouding, en waarom is een proeflapje belangrijk? 


In vrijwel alle patronen wordt er een stekenverhouding aangegeven. De stekenverhouding geeft weer hoeveel steken er moeten zijn per x-aantal centimeters, bijvoorbeeld per 10x10 cm. Wanneer je deze stekenverhouding aanhoudt, komt jouw breiwerk overeen met de afmetingen die de ontwerper van het patroon berekend heeft voor het project.  


Omdat we allemaal anders breien, is het belangrijk om te benadrukken dat de aanbevolen breinaalden in het patroon ALTIJD een indicatie zijn.


Daarom is het belangrijk om een proeflapje te maken: het kan namelijk zijn dat je een andere maat breinaalden moet nemen om de juiste stekenverhouding te verkrijgen. 


Hoe meet ik de stekenverhouding op mijn proeflapje?

 

Als je je stekenverhouding meet, kijk je naar het aantal steken in de breedte en in de hoogte. 


Als de stekenverhouding in het patroon aangeeft dat deze 22 s x 30 r moet zijn, dan betekent dit dat je stekenverhouding 22 steken in de breedte en 30 rijen in de hoogte per 10x10 cm moet zijn. Op het garen is te zien welke stekenverhouding het garen doorgaans heeft wanneer je de aanbevolen naald gebruikt.


Je vindt de breedte op de wikkel hier 👇🏻



En de hoogte vind je hier 👇🏻 



Je kunt een gewone meetlint gebruiken om de stekenverhouding van jouw lapje te meten, maar als je graag preciezer wilt meten, raden we aan om een breimaatje te gebruiken. Deze kan je direct op je proeflapje leggen en meet precies 10x10 cm.


Zo tel je het aantal steken:


Als je het aantal steken telt, tel je het aantal V’tjes in je breiwerk. Het is belangrijk dat je niet aan de opzetkant mee meet. Meet meer in het midden om de juiste stekenverhouding te meten. Tel alle steken mee, ook de halve. 


Zoals op de foto te zien is, telt de breedte hier 17,5 steken 👇🏻 



Op dezelfde manier tel je alle V’tjes in de hoogte. Hier hebben we 24 steken 👇🏻 


Let op: Tel nooit de steek van de opzetkant mee


Hoeveel steken moet ik opzetten voor mijn proeflapje?


Je dient altijd minstens 10 steken méér op te zetten dan het proeflapje aangeeft per 10 centimeter. Zo wordt je proeflapje groot genoeg om het in het midden te kunnen opmeten. 

Het aantal op te zetten steken geeft dus de breedte weer. 


Voorbeeld: De te behalen stekenverhouding heeft een breedte van 22 steken. Zet dan ten minste 32 steken op voor je proeflapje, om er zeker van te zijn dat je een goed formaat lapje krijgt, met wat extra ruimte aan de zijkanten. 

Wat als het proeflapje bijna overeenkomt met de aangegeven stekenverhouding - is dat goed genoeg? 


Het korte antwoord is: Nee! 


Het is erg belangrijk dat de stekenverhouding in je proeflapje precies overeenkomt met de aangegeven stekenverhouding voor het patroon. Als de stekenverhouding op je proeflapje misschien maar 2 steken afwijkt van wat het moet zijn, dan lijkt het misschien niet zo erg, maar op een hele trui kan dit verschil een erg groot verschil maken. 


Voorbeeld: Je gaat een trui maken en de stekenverhouding geeft aan dat je 15 steken per 10 centimeter moet hebben, maar je hebt maar 13 steken per 10 centimeter. 
Voor elke 10 centimeter die je breit (en je dus 13 steken hebt in plaats van 15), heb je steeds 2 steken ‘over’ in verhouding tot het patroon. Als je dan het patroon volgt, wordt je trui veel groter dan de bedoeling is: 

  • 10 cm / 15 steken = 0,66 cm (1 steek is dus 0,66 cm)
  • 0,66 cm*2 extra steken = 1,32 cm te veel per 15 steken. 

Wanneer je dan 90 steken op zet voor, laten we zeggen, een trui in maat M, dan betekent dat dus dat je eigenlijk een breedte krijgt die overeenkomt met 90*1,32 = 118,8 steken in het originele patroon. In dat geval zorgt die kleine afwijking van slechts 2 steken ervoor dat je trui nu een maat XXL wordt, in plaats van een maat M.
Omgekeerd werkt het zo dat als je te veel steken hebt per 10 cm in verhouding tot de aangegeven stekenverhouding in het patroon, dat je trui te klein wordt. 

Let op: In enkele gevallen maakt een afwijking van 1 steek niet zo’n bijzonder groot verschil. Het kan handig zijn om een percentage uit te rekenen, om te zien hoe het er in het grote plaatje uit gaat zien. In het voorbeeld met de 2 steken afwijking per 15 steken is dat een vrij hoog percentage: 2 / 15 steken * 100 = 13,3% teveel, in verhouding tot het patroon. 


Wat doe ik als mijn stekenverhouding niet overeenkomt? 


Gelukkig kan je veel dingen doen als je stekenverhouding niet overeenkomt met wat het moet zijn:  


  • Als je minder steken hebt dan dat het moet zijn per 10x10 cm: Neem een kleinere maat breinaald. Zo worden de steken kleiner en vult elke steek minder milimeters en krijg je dus meer steken per 10x10 cm. 

  • Als je meer steken hebt dan dat het moet zijn per 10x10 cm: Neem een grotere maat breinaald. Zo worden de steken groter en vult elke steek meer millimeters en krijg je dus minder steken per 10x10 cm. (Je kunt ook een extra dunne draad mee laten volgen, waardoor je draad voller wordt).

  • Gebruik een ander soort naald: Soms verandert de stekenverhouding naargelang het materiaal dat je gebruikt. Het kan dus anders uitvallen op bijvoorbeeld houten naalden dan op aluminium. 

  • Kan het nu echt niet anders, dan kan je ervoor kiezen om een maatje meer of minder te breien - bijvoorbeeld door een S te breien in plaats van een M. In dat geval is het belangrijk dat je eerst uitrekent hoeveel je breiwerk procentueel gezien afwijkt van het originele patroon. 


Probeer niet met opzet strakker of losser te breien. Je breit zoals je breit, en het wordt lastig een heel werk ‘onnatuurlijk’ los of strak te breien. 


Vergeet niet: het is goed om je te beseffen dat je niet elke stekenverhouding met elk garen kunt verkrijgen. 


Wat is het belangrijkst - breedte of lengte? 


Zonder twijfel de breedte, omdat het veel gemakkelijker is om de lengte aan te passen in een patroon. Het is moeilijker de breedte aan te passen en je loopt het risico dat je trui of muts veel te smal of breed wordt. 

Uiteraard dient de hoogte ook enigszins te passen, vooral wanneer deze moet passen met minderingen of meerderingen, zoals bij een raglan. 


Moet ik mijn proeflapje echt wassen?


JA! Als je er zeker van wilt zijn dat je meesterwerk je straks gaat passen, was dan het lapje. Tenzij je natuurlijk van plan bent om hetgeen je breit nooit te gaan wassen. 😉 

Er is namelijk de kans dat je garen wat uitrekt of samentrekt na het wassen, en het zou jammer zijn als je muts of trui perfect past, totdat je die gewassen hebt...

 

Moet het proeflapje gemaakt worden met dezelfde techniek als in het patroon? 


JA! Om er zeker van te zijn dat jouw stekenverhouding overeenkomt met die in het patroon, dien je dezelfde techniek te gebruiken. 

Dat betekent dat als je een muts in patentsteek breit, je ook een lapje in patentsteek moet maken. Brei je in tricotsteek, maak dan een lapje in tricotsteek. Brei je met ribsegmenten in je breiwerk, doe dit dan ook in je proeflapje. Op deze manier kan je er zeker van zijn dat je proeflapje een weerspiegeling is van hetgeen waarmee je aan de slag gaat. 


Moet je elke keer weer een proeflapje maken? 


In principe wel, ja. In principe kan alles je stekenverhouding beïnvloeden, van geroutineerdheid tot tijdstip waarop je breit. 

Je breit waarschijnlijk ook met verschillend garen voor verschillende patronen, en hierbij kunnen techniek en maat breinaald ook variëren - en daarmee je stekenverhouding. 


Waarom is het een goed idee om een kant te maken op het proeflapje? 


Met een kant aan je proeflapje kan je straks de stekenverhouding beter meten. Tel de opzetkant niet mee wanneer je je proeflapje meet! 


Zo kan je een kant maken: 

  • Brei de eerste drie naalden in ribbelsteek

  • Brei daarna steeds de eerste drie en de laatste drie steken van het hele lapje in ribbelsteek 

  • Brei het lapje in het type breiwerk wat aangegeven staat in het patroon (patent, tricot, ribbelsteek etc.) 

  • Eindig het proeflapje met 3 naalden ribbelsteek en kant af 


Op die manier krijg je een mooie lijst rondom je breiwerkje, waarmee je gemakkelijk het vierkantje in het midden kunt meten zonder per ongeluk de opzetkant mee te tellen.  


Moet je je proeflapjes bewaren? 


Dat kan een goed idee zijn als je later nog eens met hetzelfde garen wil gaan breien. Je kan bijvoorbeeld labels aan je proeflapjes hangen waar alle informatie over de gebruikte naalden, patronen, garen, kleurnummers etc. op staat.


Op die manier kan je gemakkelijk terugvinden wat je precies gebruikt hebt, en hoe dit garen gebruikt kan worden in een ander patroon, en of dat het überhaupt mogelijk is om de juiste stekenverhouding te krijgen voor een ander patroon. 




Moet je niet gewoon afgaan op de stekenverhouding die op het garen aangegeven staat? 


Dat kan, maar het past niet altijd 100%. We breien allemaal verschillend, en afhankelijk van of je houten of aluminium naalden gebruikt, kan het resultaat net anders zijn. De stekenverhouding hangt van veel factoren af, en dus kan het zijn dat je net een andere naald moet gebruiken, zelfs wanneer er iets anders op de wikkel van het garen vermeld staat. 


Ook is het goed om te weten dat je eventueel een patroon in een ander garen, in een andere kleur of van een ander materiaal kan breien dan dat het patroon aangeeft. Misschien kan je niet tegen wol en moet je daarom een ander soort garen kiezen? Of misschien wil je graag een goedkoper alternatief gebruiken. Misschien wil je wel een hele andere kleur? 


Hier is het extra belangrijk dat je een proeflapje maakt, omdat een ander type garen een heel ander uiterlijk kan geven dan het originele patroon. Toch is het dus goed mogelijk om patronen met een alternatief garen te breien.  


Waarom moet je een proeflapje blokken?


Een proeflapje kan snel wat bobbelig worden en zich samentrekken nadat je het gewassen hebt (vooral rib). Daarom dien je het lapje te blokken door het op een recht oppervlakte vast te spelden wanneer het nog vochtig is. Zo meet je gemakkelijker de stekenverhouding wanneer het lapje droog is. 


Je blokt het lapje door het voorzichtig uit te rekken in de gewenste vorm nadat het gewassen is. Hierna speld je het lapje vast in de hoekjes en eventueel aan de randen, en laat je het rustig drogen. 


Wanneer het lapje droog is kan je het opmeten. 




Heb je nog twijfels of vragen over proeflapjes? Wil je je eigen tips delen? Schrijf dan een reactie in het veld hieronder 👇🏻


 

Tweed Delight - Hobbii

85% Wol, 10% Acryl, 5% Viscose

7,20 €
Bespaar 29%